Door de Nederlandse Arbeidsinspectie zou drie keer zijn geconstateerd dat de werkgever heeft nagelaten om maatregelen te nemen ter voorkoming van valgevaar. Dit betekent dat medewerkers van dit bedrijf bijvoorbeeld een dak op zijn geklommen, zonder dat er steigers en/of leuningen zijn gebruikt. Vanaf een hoogte van 2,5 meter is het gebruik van deze collectieve veiligheidsvoorzieningen verplicht. Bij een hoogte minder dan 2,5 meter is slechts sprake van valgevaar bij risicoverhogende omstandigheden of openingen in vloeren. Wanneer collectieve veiligheidsvoorzieningen niet mogelijk zijn, dient er gebruik te worden gemaakt van individuele veiligheidsvoorzieningen zoals veiligheidslijnen.
Zoals gezegd, zou de werkgever tot drie keer toe hebben nagelaten om (voldoende) veiligheidsvoorzieningen te treffen terwijl werknemers op hoogte werkten. Dit betekent dat bij een eerste overtreding een bestuurlijke boete volgt, bij een tweede overtreding een bestuurlijke boete en een waarschuwing preventieve stillegging van werk en bij een, hier besproken, derde overtreding een bestuurlijke boete en een bevel preventieve stillegging van werk. Dit bevel preventieve stillegging van werk houdt in beginsel in dat de werkzaamheden van een bedrijf voor de duur van één maand worden stilgelegd.
Het opleggen van een bevel preventieve stillegging van werk is slechts mogelijk indien aan verschillende eisen wordt voldaan. Zo geldt dat bij het opleggen van een bevel preventieve stillegging van werk rekening dient te worden gehouden met de aard, het type en de omvang van de overtreding. Ook kan een bevel tot preventieve stillegging achterwege worden gelaten wanneer de maatschappelijke gevolgen of de economische gevolgen voor derden daarvan te groot zijn. Verder vervalt de waarschuwing nadat vijf jaren zijn verstreken vanaf het moment van dagtekening van deze waarschuwing. Dit betekent dat na deze vijf jaren niet meer direct een bevel preventieve stillegging van werk kan worden opgelegd.
Naast het betoog dat er geen sprake zou zijn geweest van een overtreding, heeft de werkgever een aantal redenen uiteengezet waarom zij het oneens is met het bevel preventieve stillegging van werk. Zo zou er tussen de waarschuwing en het bevel meer dan vijf jaar zitten en zou het bevel preventieve stillegging onevenredig zijn, nu deze niet noodzakelijk is en in verhouding met het te dienen doel. Een bijzondere en ongelukkige samenloop van omstandigheden zou hebben geleid tot de overtreding, terwijl na de waarschuwing reeds maatregelen waren getroffen en de waarschuwing op 31 oktober 2022, dus na vijf jaar, zou zijn vervallen.
De voorzieningenrechter gaat niet mee in het betoog van de werkgever. De voorzieningenrechter concludeert dat bij de vaststelling van een overtreding in beginsel mag worden afgegaan op de juistheid van de bevindingen in een op ambtsbelofte opgemaakt en ondertekend boeterapport, voor zover deze bevindingen eigen waarnemingen van de opsteller van het boeterapport weergeven. Dit is slechts anders, wanneer deze bevindingen worden betwist. In die situatie dient er, gelet op de aard en inhoud van die betwisting, te worden onderzocht of er aan de bevindingen dient te worden getwijfeld. Als dit het geval is, kan dit tot gevolg hebben dat deze bevindingen niet mogen worden gebruikt ter onderbouwing van de overtreding. Als dit er vervolgens toe leidt dat een overtreding onvoldoende kan worden onderbouwd, dan betekent dit dat de overtreding vervalt. In deze zaak was er echter geen reden om te twijfelen aan de bevindingen uit het boeterapport. Dit betekent dat de voorzieningenrechter deze overtreding als voldoende bewezen achtte.
Voor wat betreft het bevel preventieve stillegging van werk oordeelt de voorzieningenrechter dat er in de wettekst staat dat de termijn van vijf jaren start na dagtekening van de waarschuwing en niet na de datum van de overtreding. De voorzieningenrechter ziet geen aanknopingspunten om van deze wettekst af te wijken en concludeert dan ook dat de vijf jaren termijn nog niet is verstreken.
Over de evenredigheid oordeelt de voorzieningenrechter dat er geen omstandigheden bestaan waaruit volgt dat het bevel preventieve stillegging onevenredig is. Het bevel zou geschikt zijn omdat het voorkomt dat de werknemers worden blootgesteld aan valgevaar en het de werkgever in de gelegenheid stelt orde op zaken te stellen met betrekking tot haar bedrijfsvoering. De noodzakelijkheid volgt uit het feit dat er al tot twee keer toe dezelfde overtredingen zijn geconstateerd. Tot slot is het bevel volgens de voorzieningenrechter ook evenwichtig. Dat de waarschuwing enkele dagen na het bevel tot stillegging zou zijn verlopen, staat deze evenwichtigheid volgens de voorzieningenrechter niet in de weg. Dit is namelijk al de derde overtreding.
De werkgever heeft ook gegevens over haar bedrijfsvoering overlegd. Hieruit concludeert de voorzieningenrechter dat het bevel geen onomkeerbare gevolgen heeft voor de bedrijfsvoering van de werkgever. Verder wordt nog aangevoerd dat er in 2019 en 2021 veiligheidsmateriaal is aangeschaft en dat er ook recentelijk een veiligheidsinspecteur is ingeschakeld om de naleving van de veiligheidsmaatregelen door het personeel te controleren. De voorzieningenrechter stelt echter vast dat dit veiligheidsmateriaal niet is gebruikt, immers is sprake van een derde overtreding. Daarnaast is het onvoldoende duidelijk hoe de veiligheidsinspecteur de naleving van de veiligheidsmaatregelen waarborgt. Tot slot zou de werkgever ter zitting niet hebben laten blijken haarzelf voldoende bewust te zijn van de te nemen veiligheidsmaatregelen op een project.
Dit leidt ertoe dat de voorzieningenrechter concludeert dat het bevel preventieve stillegging doorgang mag vinden. Interessant daarbij is dat, anders dan wordt verzocht door de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de voorzieningenrechter geen noodzaak ziet om het aanvangsmoment in verband met de feestdagen in december te verschuiven en daarmee op een later moment te laten ingaan. Uit het beleid volgt namelijk dat de preventieve stillegging in de regel ingaat een week na dagtekening van het bevel tot preventieve stillegging. Hierop wordt uitzondering gemaakt wanneer de werkzaamheden zijn gebonden aan een bepaalde periode. De voorzieningenrechter is echter van mening dat voor de vraag of de werkzaamheden zijn gebonden aan een bepaalde periode het niet uitmaakt of sprake is van feestdagen.
Voorkomen is beter dan genezen. Vandaar dat het verstandig is altijd in bezwaar en zo nodig in beroep te gaan tegen de waarschuwing preventieve stillegging. Daarnaast is het verstandig een plan van aanpak op te stellen, waaruit volgt welke maatregelen zijn genomen ter voorkoming van toekomstige, eenzelfde en soortgelijke overtredingen. De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid beoordeelt dit plan van aanpak. Indien deze voldoende adequaat wordt bevonden, leidt dit ertoe dat er geen waarschuwing preventieve stillegging wordt opgelegd.
Ook is het de ervaring dat een waarschuwing preventieve stillegging tot op heden vaak onvoldoende wordt onderbouwd. Waarom de aard, het type en de omvang van de overtreding een waarschuwing rechtvaardigen wordt vaak niet duidelijk. Ook de economische en maatschappelijke gevolgen van een waarschuwing worden vaak niet benoemd.
Ook een bevel preventieve stillegging van werk moet worden onderbouwd door in te gaan op voornoemde aspecten. Dit bevel is vaak beter onderbouwd dan de waarschuwing preventieve stillegging van werk. Vandaar dat het lastiger is succesvol op te komen tegen het bevel. Wel geldt dat ook hierbij dat een plan van aanpak kan worden opgesteld, waaruit blijkt dat maatregelen zijn genomen ter voorkoming van toekomstige, eenzelfde en soortgelijke overtredingen. Als dit plan van aanpak voldoende adequaat is, kan dit ertoe leiden dat er bij de heroverweging in de bezwaarfase wordt afgezien van een stillegging. Deze aanpak lijkt door de werkgever in de onderhavige zaak niet te zijn gevolgd.
Zoals uitgelegd leidt het opstellen van een plan van aanpak, waaruit volgt dat toekomstige, eenzelfde of soortgelijke overtredingen worden voorkomen, er doorgaans toe dat van een waarschuwing of bevel preventieve stillegging wordt afgezien. Daarnaast dienen beide besluiten voldoende te worden onderbouwd.
Heeft u een waarschuwing of bevel ontvangen en heeft u hulp nodig bij het opstellen van een adequaat plan van aanpak en/of het instellen van bezwaar of beroep? Neem contact op met een van onze specialisten op het gebied van arbeidsomstandighedenwetgeving.