Door een kleine aannemer werden gevelwerkzaamheden verricht aan een aantal panden. Tijdens een inspectiebezoek van Inspectie SZW bleek dat de gevel asbest bevatte. De aannemer was niet in het bezit van een asbestcertificaat (SC 530) en had ook geen maatregelen getroffen om het materiaal onder asbestcondities te verwijderen. Daarop legde de minister een boete op van maar liefst EUR 42.300 vanwege acht overtredingen van het Arbeidsomstandighedenbesluit (Arbobesluit). De werkgever voerde in beroep aan dat de boete te hoog is omdat de overtredingen het directe gevolg waren van één ‘fout’, namelijk: dat hij niet op asbest bedacht was. De rechtbank gaf de werkgever gelijk en oordeelde dat die omstandigheid van belang is bij de hoogte van de boete.
Hoewel de wetgever het wenselijk vindt om naar aanleiding van een inspectiebezoek meerdere overtredingen van het Arbobesluit op te kunnen leggen, blijft de rechter een boetebesluit streng toetsen aan het evenredigheidsbeginsel. Dat beginsel bepaalt dat de hoogte van een boete in verhouding moet staan tot de ernst van de overtreding en de verwijtbaarheid van de overtreder. De rechter vond in deze zaak van belang dat de werkgever normaal gesproken geen asbestwerkzaamheden verricht. Daarnaast is de werkgever nooit eerder beboet op grond van het Arbobesluit. Daarom achtte de rechtbank matiging van de boete met 50% passend en geboden.
Deze uitspraak kan werkgevers helpen om met succes de hoogte van een Arboboete aan te vechten. Het is dan wel van belang dat het beroep in het juiste jasje wordt gestoken. Een juridisch specialist op het gebied van Arboboetes kan u hierbij helpen.
Door: mr. T. (Tim) Segers, mr. P. (Peter) Huijbregts en mr. J. (Jelle) Bekke.